Hoe vaak hebben mensen niet tegen me gezegd: “Goed als je stopt met werken, dan kan je eindelijk eens leuke dingen gaan doen.“ Ik moet ze vol verbijstering hebben aangekeken, want snel brachten ze het gesprek op een ander onderwerp. Dit zal vast wel voor veel mensen gelden, maar ikzelf heb mijn werk altijd als leuk beschouwd. Weliswaar zwaar, omstreden, 7×24 uur crisismanagement, vaak opererend op een in-en extern strijdtoneel, wonden likkend en verbindend. Dat houdt niemand vol als je het niet leuk en uitdagend vindt en het een soort ‘opdracht’ voor je is.
Het gaf me de vleugels en de energie om en passant daarnaast te schrijven en te publiceren, Ellen te steunen in haar performance projecten in binnen-en buitenland en haar televisie-optredens; en daarnaast ook de continenten te verkennen.
Zo waren wij samen en ieder voor zich gulzig in leven, werk, kunst en liefde. En eerlijk gezegd, ik kon daar helemaal niet mee stoppen. Ik zag dat anderen met veel plezier gingen reizen, veel tijd met hun kinderen en kleinkinderen doorbrachten, een boek gingen schrijven of lezen, maar voor mij was dat niet weggelegd. Ik wilde doorgaan totdat tegen mijn 70e mij het gevoel begon te bekruipen, dat lichaam en geest niet meer de souplesse voor deze topsport hadden.
Niet alleen lag er daarna de uitdaging om een heel nieuw levensritme te vinden, maar ook om de hele erfenis van dat leven te ordenen.
Bij mijn afscheid van de WSG had ik veel boeken gekregen, waardoor ik een klein boekje over het hoofd had gezien, dat verdronk tussen de dikke pillen. Het had als titel Meer Geluk dan Grijsheid en het was van de hand van Jean-Jacques Suurmond. Pas vorige week las ik het en ik dacht: dit boek geeft nu precies weer wat ik vind dat er in deze bijzondere periode speelt: bezinning, de reis door je eigen geest.
Hieronder 2 recente gedichten, die bij dit thema aansluiten en onderaan de link naar een voor mij essentieel stukje uit Meer Geluk dan Grijsheid.
Iedere ochtend
Iedere ochtend sta ik
Op de drempel van een droom
Zie het licht door de bomen vallen
Ik hoor de druppels van voorbije regen
Ga de trap af en kom
In een wereld die ik niet ken
Iedere ochtend verbijstert mij
Wat ik aantref
Alles oogt bekend
Maar niets is nog hetzelfde
Voor waar ik ben
Heb ik geen naam
As
Waar eens de zeearend cirkelde
Draait nu de zandstorm
Om eigen as
Wat een lichaam was
Werd doorzichtig
Van alle attributen ontdaan
Ontmanteld tot aan de ziel
Wist je niet
Wat voor was
En wat achter
Het een scheen
Door het ander heen
Je keert je om
En loopt de woestijn in
Jezelf tegemoet