Liliane doorbreekt als eerste de stilte. Ze heeft zich herpakt, haar tranen gedroogd, de strepen mascara met een papieren zakdoekje weggeveegd en kruipt in haar rol van advocaat: ‘Als de panden verkocht moeten worden, is dat erg lastig. Mocht Toon niet meer leven, dan is Casper zijn wettelijke erfgenaam, maar hij is ontvoerd. Geen van ons hier kan Toons bedrijf vertegenwoordigen, of jíj́ moet het zijn – ze wijst naar Sylvia – maar je bent natuurlijk helemaal Toons zusje niet, dus ik kan niet bedenken wie dat mag doen.’
‘Niemand buiten deze kamer weet toch dat ik zijn zus niet ben,’ werpt Sylvia tegen. ‘Het is ook in de burgerlijke stand nooit aangepast.’
Liliane begint heen en weer te lopen. Haar hoge hakken tikken hard op de gegoten vloer. ‘Dit riekt naar fraude en daar wil ik absoluut niet aan meewerken!’ Ze draait zich om naar de liftdeur.
Dan grijpt Daniël in. ‘Laten we het hoofd koel houden. Als het zo is dat de politie daar niets doet – hij kijkt naar Sylvia, die bevestigend knikt – dan zit er niets anders op dan dat wíj́ het regelen! En dan moeten we als één man optreden.’
Liliane draait zich om ‘Vrouw!’ zegt ze.
Daniël kijk haar verbouwereerd aan.
‘Je hoeft niet zo raar te kijken, Sylvia en ik zijn de enigen die hier iets in kunnen betekenen en geen van beiden zijn wij een man. Dus wíj́ dames moeten als één vrouw optreden. De mannen in deze kamer hebben daarmee niets te maken! En trouwens, ik wens niet van het mannelijk lichaam deel uit te maken!’
Daniël kijkt alsof ze zoutzuur in zijn gezicht heeft gegooid en mompelt: ‘Woke is no joke! Zullen we dan maar zeggen: als één lichaam optreden in plaats van één man? Dat is ook nog eens onzijdig!’
Ik heb er genoeg van. ‘Er zit niets anders op dan dat Liliane die maffiosi terugbelt, naar Cambodja reist, de hulp van het klooster inroept en naar Casper en zijn ontvoerders gaat. En er vooral geen politie bij halen, want die zijn, naar ik aanneem ofwel corrupt ofwel te schietgraag.’ Ik kijk naar Sylvia. Zij knikt.
Tegen Daniël, die het allemaal niet aan lijkt te kunnen en de indruk wekt zich liever in het Woke thema te willen storten, zeg ik: ‘Ga jij nou maar weer lekker koffie zetten, dan kan Sylvia intussen met het klooster contact opnemen en kunnen we verder alles in onderlinge harmonie bespreken.’
Hij steekt zijn tong naar me uit, maar loopt wel naar het aanrecht.
Als hij met de koffie bezig is, komt Sylvia naar me toe en fluistert: ‘Ik kan maar beter vanavond niet hier blijven en naar het Bed & Breakfast gaan. Ik denk niet dat Daniël dat trekt en meer toestanden kunnen we nu even niet gebruiken.’
Als Sylvia contact heeft gehad met het klooster, belt Liliane de ontvoerders. Ze spreekt af hen bij de monniken te ontmoeten. Het lukt haar nog om voor het einde van de avond een vlucht te boeken, waarna zij met Sylvia en Daniël vertrekt.
Het is opeens weer stil in de kamer. Als zij om de hoek in de Barndesteeg zijn verdwenen, ligt de gracht er desolaat bij. Ik staar voor me uit. Wat zijn we in een krankzinnige situatie beland. Zal dit ooit nog goed komen? Ik wil er niet over denken en zoek mijn toevlucht tot het dagboek.
Lieve Sylvia,
We zijn met het Jongeren Project verhuisd naar een meer geschikte buurt, want Toon heeft via contacten van zijn vader geregeld dat wij een drive-in woning in Osdorp kunnen huren. Dit is de eerste grote eengezinswoning van het project en het komende jaar zullen er nog twee volgen.
Van de drie kamers voor jongeren zijn er op dit moment twee bezet door Sara en Truusje die hier, ver weg van het centrum, beter beschermd is tegen de verlokkingen van de stad.
Een aantal dagen geleden ben ik gebeld door Zorg en Bijstand, een Maatschappelijk Werk Instelling. Zij zaten erg in hun maag met twee zusjes van 11 en 14. De maatschappelijk werkster vroeg of zij langs kon komen. Ze kwam nog dezelfde middag.
Als Johanneke, zoals ze zich voorstelt, op de bank gaat zitten, vertel ik haar dat we in het Jongeren Project het opvoeden willen overnemen van ouders die daartoe zelf niet in staat zijn. Ik word als hoofdbewoner begeleid door een team van specialisten zodat we ons kunnen richten op kinderen met ernstige problemen.
Johanneke is een struise dame, ze heeft een lange bloemetjesjurk aan, die tot ver over haar knieën valt, met haar pumps zet ze haar voeten stevig op de houten vloer, ze heeft een leesbril om haar nek hangen en haar haren zijn in een knotje gedraaid.
Ik schenk haar thee in. Ze vertelt me dat het oudste meisje Cecilia op school heeft verteld dat ze intiem is betast door de nieuwe vriend van moeder en dat haar jongere zusje Julia ’s nachts tussen haar moeder en de vriend in slaapt. Ze gaat verder: ‘Cecilia is door school naar mij doorverwezen, maar ze wil niet praten Je kan aan haar vermoeide uitdrukking zien dat ze slecht slaapt. De school vindt haar ook erg veranderd sinds Jan – zo heet de man, van wie ze een foto met het gezin laat zien – in huis is gekomen. Ze is in de klas extreem bang geworden voor horrorverhalen en kan zomaar in huilen uitbarsten. Ze maakt zich opeens op en trekt zich vaak uit de meidengroepjes terug.
Ik heb natuurlijk ook met de moeder gesproken, maar die zweert bij hoog en bij laag dat de kinderen dol op Jan zijn, dat hij ze vreselijk verwent, als een vader voor hen is en dat zijzelf ook erg blij is eindelijk eens een man langer dan drie maanden in huis te hebben.
Ik heb hemzelf vervolgens ook uitgenodigd voor een gesprek. Hij is erg charmant en complimenteus, voor mij had hij bijvoorbeeld appeltaart meegenomen, in zijn woorden omdat ik zo’n mooi en prachtig beroep heb. Je snapt dat dit me alleen maar achterdochtiger heeft gemaakt.
Na dat gesprek heb ik samen met een gezinsvoogd van Pro Juventute de man en de vrouw uitgenodigd. Voordat we tot ondertoezichtstelling zouden overgaan, wilden we ze de kans geven het op te lossen. Een soort voorwaardelijke maatregel. Zij stelden zelf voor de kinderen bij familie onder te brengen, wat natuurlijk aangaf dat ze het probleem heel goed snapten, maar het heeft niet geholpen, want eindeloos kwam die vent met kadootjes bij de familie op bezoek. Zij stonden zelfs toe dat hij bij hen logeerde!’
Ik schenk haar opnieuw thee in. Ze kijkt me even indringend aan: ‘Je vraagt je natuurlijk af wat ik van je wil … dat is eigenlijk heel simpel, ik wil je vragen een intakegesprek met de meisjes te houden. Ze kunnen voorlopig wel samen op de ene kamer, die je nog leeg hebt staan. Ik zal als verwijzer bij het gesprek zijn, samen met de gezinsvoogd. Ze zoekt iets in haar tas en haalt er ten slotte een foto uit die ze aan mij geeft.
Op de foto zie ik twee meisjes tussen een man en een vrouw staan. De meisjes hebben de armen om elkaar heen geslagen en zien er in hun witte en roze jurkjes snoezig uit. Het oudste meisje kijkt met een blik van ontzag naar de man omhoog.
De vrouw oogst verwaarloosd en wat verkreukeld in een ongestreken jurk en het permanent op haar hoofd moet nodig eens gefatsoeneerd worden. De man met zijn te laag losgeknoopt overhemd, zijn strakke spijkerbroek met daaronder glanzende lakschoenen, die even zwart zijn als zijn snorretje en zijn gladgekamd haar, kijkt zelfverzekerd uit zijn ogen en heeft zijn hand op de schouder van het oudste meisje gelegd.
Het lijkt of de meisjes geëscorteerd worden door een moeder die alle hoop heeft verloren en door een man die weet wat hij wil. Maar of ze de meisjes naar een gelukkige toekomst kunnen leiden is maar zeer de vraag. Ik geef de foto terug.
Nadat ik het met mijn begeleiders heb besproken, maak ik eerst een afspraak met de moeder en Jan. Twee keer komen ze niet opdagen, daarna spreken we nog één keer af onder de dreiging dat, als ze weer niet komen, we bij de rechter een ondertoezichtstelling gaan aanvragen.
Die ochtend is de gezinsvoogd er als eerste. Hij heet Bram en heeft net als ik lang haar, met dit verschil dat hij een haarband om zijn hoofd draagt en op zijn tas het vredesteken heeft geplakt.
Terwijl hij aan zijn shagje trekt, zegt hij: ‘Dit werk is een wespennest en je wordt van alle kanten gestoken en soms is het echt verschrikkelijk. De ouders vinden dat je te snel ingrijpt en de omgeving dat je dat te laat doet.
De eerste pupil die ik had was een meisje van één jaar. Ik was haar gezinsvoogd geworden, nadat ze in coma in het ziekenhuis was opgenomen, omdat ze – waarschijnlijk door haar vader – zo ernstig was misbruikt, dat ze bijna was gestikt … ik zal je de details besparen.’ Hij schudt met zijn hoofd alsof hij zijn gedachten wil verdrijven. ‘Er was geen bewijs, wat onbegrijpelijk is. Ik heb wel een idee wat hij heeft gedaan.’ Hij slikt en ik ben bang dat hij in tranen zal uitbarsten.
‘Als niemand ons waarschuwt, kunnen we niets doen!’ Hij zucht. ‘Ik hoop dat we er deze keer op tijd bij zijn.’
Om een lang verhaal kort te maken, de meisjes komen bij mij wonen.
Intussen gaan we een tweede huis in West openen. We hadden een advertentie geplaatst met als tekst: ‘Hoofdbewoner gezocht. Sociale Akademie geen bezwaar.’ Die middag hebben we tien sollicitanten uitgenodigd en raad eens wie er als eerste binnen komt lopen?
Juist ja, Jan! Ik herken hem van de foto. Doodgemoedereerd deelt hij mee, dat hij wel hoofdbewoner wil worden om dan voor Cecilia en Julia te zorgen, want bij zo’n hippie als ik is het ook niet alles en bij de moeder is het niet veilig!’