De Vloeibare Tijd Over zin en zinnen

DEEL 4 HOOFDSTUK 2 DE LOOPBRUG

D

We laten Maurice en de Hare Krishna groep achter ons en komen al snel bij het Maagdenhuis. Een kleine politiemacht staat tussen het door de bezetters gebarricadeerde pand en de demonstranten op het Spui in. Als de mantra zingende Hare Krishna volgelingen met Maurice in hun midden het Spui bereiken, springt er een vonk over naar de demonstranten op het plein. Zij zingen en klappen mee,  zo hun sympathie tonend voor alles wat maar enigszins afwijkt van het gangbare. Ook de agenten blijven niet onberoerd, gezien de vage glimlach die op hun norse gezichten verschijnt.

‘Hoe vinden we in godsnaam die geheime ingang?’ Sylvia kijkt me vragend aan. Het politiecordon, de gebarricadeerde deuren en ramen maken van het pand een welhaast onneembare vesting.

Ik begin Daniël bij zijn naam te roepen. Het duurt niet lang of  ik hoor gerommel achter één van de ramen., dat kort daarna wordt opengeslagen. Daniëls gezicht komt tevoorschijn. Als hij ons ontwaart, zwaait hij verrast en geeft met zijn hand een teken dat we even moeten wachten.

Al snel verschijnt zijn gezicht opnieuw in de raamopening. Hij houdt een briefje in zijn hand dat hij tussen de clip van een pen schuift, zwaait zijn arm naar achteren en gooit het zo hard als hij kan naar ons toe.

Eén van de agenten probeert het te tevergeefs te vangen. Als ik het eenmaal in handen heb, mengen we ons snel tussen de Hare Krishna volgelingen. ‘Neem de Ho Chi Minhroute,’ lezen we. Ik leg Sylvia uit dat dit  een verwijzing is naar de bevoorradingsroute van de guerrillastrijders in Vietnam. Hij heeft er een kaartje bij getekend, waaruit duidelijk wordt dat we moeten omlopen naar de Lutherse Kerk, om deze door te steken, waarna we vervolgens via de Universiteitsbibliotheek de zijkant van het Maagdenhuis bereiken en deze via een loopbrug kunnen binnengaan.

We gaan naar de ingang van de kerk, lopen de ruimte door en komen via een trap en een donkere gang bij een raam, waar over een donkere steeg een stalen uitschuifladder naar een raam aan de overkant leidt. Ik kijk naar beneden. De straatstenen zien er grauw uit. Als ik naar jou kijk kan ik de angst in je ogen zien. Ik neem een stap naar voren en met handen en voeten kruip ik de ladder op, die behoorlijk doorbuigt en enorm op een neer veert. Ik moet vooral niet naar beneden kijken!

Als de ladder plotseling stugger aanvoelt, vermoed ik dat jij erop bent gekropen. Ik draai mijn hoofd voorzichtig en zie jou in een onmogelijke positie plat op de ladder liggen, je ogen gefixeerd op de harde grond onder je. Je durft je niet te bewegen.

‘Wacht maar tot ik er ben!’ roep ik.

Daniël is intussen in de raamopening verschenen en steekt me een hand toe. Weldra sta ik naast hem en zie  dat jij inmiddels naar het midden van de ladder bent opgeschoven. Ik ben bang dat de ladder gaat kantelen en zie al voor me hoe jij spartelend, je handen krampachtig om de treden geslagen, probeert te voorkomen dat je naar beneden valt. Gelukkig grijpt Daniël de ladder met twee handen stevig beet om hem zo te fixeren en het schommelen tegen te gaan.

Toch nog onverwacht ben je bij het raam. Ik reik je de hand, maar Daniël duwt me opzij en omhelst je. Ik verstar. Als jullie doorlopen naar het balkon, kan ik echter mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en loop achter jullie aan. Vanaf de balustrade hebben we goed zicht op de hal beneden, waar een grote groep studenten een plenaire vergadering houdt.

Alsof hij zich van geen kwaad bewust is, wendt Daniël zich tot mij: ‘Je zult het niet geloven, maar ik heb hier al de eerste dag twee mollen ontmaskerd. Ik had ze meteen in de smiezen, want diezelfde ochtend nog had ik ze het verkeer zien regelen. Ik heb ze natuurlijk vriendelijk verzocht het pand te verlaten … en of ze hun superieuren wilden laten weten dat wij het bestuur van de universiteit hadden overgenomen. Ik kon niet vermoeden dat de anderen in de bezettingsraad het niet met die uitspraak eens zouden zijn.

In elk geval heeft het de echte bestuurders wakker geschud, want die eerste middag al verschenen vier overvalwagens. Agenten te paard namen plaats voor het pand en het Spui werd met dranghekken afgezet. Vanuit de commandowagen klonk: ‘Hallo, hallo. Hier spreekt professor Belinfante, uw rector magnificus. Zoals u bekend is, is een bezetting van het Maagdenhuis onaanvaardbaar. Ik verzoek u daarom het gebouw te verlaten. Anders zult u de gevolgen zelf moeten dragen.

 Er klonk een luid gejoel ten antwoord, maar op onze uitnodiging om over de democratische inspraak te komen discussiëren ging hij niet in.

En verder houd ik me hier vooral met de radio bezig. Het is hartverwarmend hoeveel steunbetuigingen we krijgen. En wat  die mollen betreft … je weet natuurlijk nooit of er nog meer zijn!’ Hij lijkt zo trots als een pauw en Sylvia kruipt bewonderend tegen hem aan.

Daniël richt zich tot mij: ‘Als je weg wilt gaan, zou ik nú gaan. We verwachten ieder moment dat de loopbrug wordt weggehaald.’

‘En Sylvia dan?’ vraag ik.

‘Oh, die blijft hier. Als dit alles voorbij is gaan we trouwen en op huwelijksreis, hè Syl?’ Hij slaat zijn arm om haar heen. Zij kijkt hem glimlachend aan.

Ik heb geen zin dit nog langer aan te zien en kijk op mijn horloge. ‘Ik moet terug naar het project,’ zeg ik. ‘Sterkte met de bezetting!’ Ik draai me om en verlaat het pand op dezelfde manier als ik ben binnengekomen.

Eenmaal buiten besluit ik nog even een kijkje te nemen aan de voorkant van het gebouw. De sfeer is omgeslagen. Van de Hare Krishna groep klinkt alleen nog een verre echo. De demonstranten staan voor de hekken te schreeuwen, scanderend en ritmisch op de hekken slaand: ‘Dit is het begin, wij gaan door met de strijd! Dit is het begin, wij gaan door met de strijd!’ De bezetters openen de ramen op een kier en  schreeuwen mee. 

Ik realiseer me hoe onbereikbaar je voor mij in dat gebarricadeerde Maagdenhuis bent. Een vrouw weet door de afzetting te breken en loopt naar het gebouw. Ze roept: ‘Mijn zoon is vannacht niet thuisgekomen! Als hij er vanavond weer niet is, dan zwaait er wat!’

Er klinkt hoongelach vanuit het gebouw.

Op dat moment breken de demonstranten door de afzetting heen. De agenten houden hun wapenstok omhoog en zetten zich schrap. Eén van hen komt op mij af en priemt zijn stok in mijn buik. ‘Wegwezen hier en nu snel!’ Hij haalt uit, ik kan de klap net ontwijken.

Op allerlei plekken breken er gevechten met de politie uit. Hekken worden omvergegooid, de agenten rammen er met de wapenstok op los. Er klinkt geschreeuw, er wordt geschopt en geslagen, voor mij een kluwen van vechtende mensen.

Dan komen vanuit de Spuistraat de Hare Krishna volgelingen terug. Onverstoorbaar lopen zij dansend en zingend  naar de agenten in een poging om zo vrede te stichten.

Door de megafoon klinkt de oproep van de politie: ‘Iedereen moet zich van het plein verwijderen, ik herhaal iedereen moet zich NU van het plein verwijderen, anders grijpen we nog harder in!’

Het waterkanon werpt alvast zijn grote stralen op de zingende Hare Krishna’s. Hun gezang verstomt als zij proberen het vege lijf te redden.

Ik besluit door te lopen naar het Rokin en vandaar naar Toon op de Oudezijds Achterburgwal te gaan. Al vanuit de verte klinkt er uit het complex een enorm gedreun. Als ik naar binnen ga zie ik hem in het halfduister met een sloophamer in de weer.

‘Ah jij hier! Zullen we samen een biertje pakken? Hoe kom je hier zo verzeild?’

Ik vertel hem dat ik in het Maagdenhuis ben geweest.

Hij kijkt ernstig. ‘ Is mijn zusje daar ook?’

Ik knik.

‘Nou ja, lang zal het niet duren voor ze de bezetters er uitgegooid hebben. Hoe vind je het trouwens hier worden?’

Ik kijk om me heen. Overal brokstukken beton. ‘Ik kan hier geen wijs uit worden!’

‘Dit wordt de toneelzaal! Weet je,’ zegt hij, ‘dit moet ook de  plek worden waar Tanja en ik onze bruiloft gaan vieren. We maken er dan meteen de opening van het Paleis der Zuchten van. Wat vind je trouwens van die naam?’ Hij slaat het stof van zijn schouders en neemt een teug uit zijn glas.

Opeens voel ik me hopeloos verloren. Niet alleen stapt Daniël met mijn grote liefde in het huwelijksbootje, maar nu gaat ook Toon trouwen! Ik verbijt me. ‘Mooi dat jullie gaan trouwen,’ zeg ik. ‘En die naam, die heeft wel wat!’

Het klinkt huichelachtig en het is maar goed dat Toon niet zo fijngevoelig is en vraagt:‘ Je zit nu met die probleemjongeren in Osdorp, heb ik begrepen?’

Ik knik.

‘Nou mij niet gezien. Het leven moet toch een feest zijn. Al die problemen dat is niets voor mij.’

‘Loopt het een beetje met je studie?, vraag ik hem.

‘Ach, ik doe Rechten er wel even bij.’ bluft hij.

‘En jij?’

‘Ik ben met Medicijnen gestopt! Ik vond het veel te technisch en te weinig mensgericht. Die kant kan ik veel beter in mijn huidige werk kwijt.’

Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik hoognodig terug naar het project moet gaan. De meiden zijn vast al thuis. Ik sta op. ‘ Doe de groeten aan Tanja. En vergeet me niet uit te nodigen!’

Hij omhelst me: ‘Kerel, hou je taai!”

Ik sluit het dagboek. Op dat moment gaan de bel van de buitendeur en de telefoon tegelijkertijd. Op het schermpje van mijn mobiel zie ik dat het Sylvia is. Ik app haar dat ik haar zo terugbel en rijd naar de lift. Op het scherm, waarop ik de bezoekers bij de voordeur kan zien, zie ik Daniël.

Wordt vervolgd …

Voor een samenvatting van het voorafgaande, klik hier: https://bit.ly/VOORAFGAAND

Add comment

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

De Vloeibare Tijd Over zin en zinnen

Categories

Pagina’s

Recente reacties

%d bloggers liken dit: